Volgende keer beter
‘Trap die Polo maar door tot naast die wagi daar,’ zei Emre. Hij droeg een wit Marseille shirt met daarover een legergroene The North Face bodywarmer, eronder een zwarte Real Madrid trainingsbroek. Hij lag laag in z’n stoel en typte iets op z’n iPhone.
‘Welke auto bedoel je precies?’ antwoordde ik.
‘Die grijze daar. Die Merry.’
‘Ai.’
Binnen, buiten, dode hoek. Knipperlicht aan. Beetje remmen. Koppelingspedaal erbij. Wat bijremmen. Perfect vijftig centimeter afstand van de geparkeerde Mercedes.
‘Je weet wat je moet doen, toch?’ vroeg Emre
‘Denk ‘t wel.’
‘Ai, laat zien dan.’
Auto in z’n achteruit. Geen omstanders? Nee. Alsnog binnen, buiten, dode hoek. Koppeling rustig laten opkomen. Achterstoeltjes voorbij de auto; vol insturen. Nog een keer checken voor omstanders. Bijzondere verrichting dus iedereen heeft voorrang. Nog steeds niemand. Zijspiegel voorbij de Mercedes; helemaal terugsturen. Nu rustig spelen met de koppeling, misschien een klein beetje bijsturen. De auto begon te piepen. ‘Geen stres, die lampje is nog lang niet rood,’ zei Emre, wijzend naar ‘t dashboard. Koppeling iets intrappen. Weer wat loslaten. Voetrem erbij. In z’n vrij. Handrem. Voetrem los. Koppeling los. Emre opende z’n deur en keek me lachend aan. ‘Strijder. Als je dit straks ook doet, wollah 7ta we gaan CBR kankerhard neuken.’
Ja Pechtolds hoerenmoedertje, dacht ik.
‘Ik ga m’n best doen,’ antwoordde ik zachtjes.
‘Niks best doen, bro. Je kan dit makkelijk. Gewoon niet stressen, je weet toch. Zelfverzekerd rijden. Ik zeg je eerlijk, je moet gewoon schijt hebben aan die examinator. Niet te veel nadenken.’
‘Ja dat is precies het probleem. Ik vind het las…’
‘Niks probleem. Je moet gewoon rijden zoals je standaard rijdt.’
‘Ai, komt goed.’
‘Netjes bro, Let’s go.’
M’n mond smaakte naar zweet. Nog een herexamen zou weer maanden aan tijd en honderden euro’s kosten. Maar dat was niet waar de angst echt zat. De echte angst zat in de wetenschap dat de toekomst niets anders zou behelzen dan een aaneenschakeling van CBR-examens. Ook als ik ’t wel zou halen, zou rest van het leven bestaan aan het moeten dealen met systemen die de oneindige complexiteit van het heelal te decimeren tot reflectieformulieren, meerkeuzevragenlijsten en gerobotiseerde handelingen. Het zou bestaan uit het overleven van de messianistische poging van het menselijke ras om zichzelf, met al zijn diversiteit aan levensvisies, culturen, vaardigheden en intelligentie, door een piepklein maar perfect afgemeten deurtje te proppen, zodat Excelsheets, databanken en advertenties nog beter afgestemd kunnen worden op de menselijke behoeften.
‘Ik zie dat je gestrest bent bro, gewoon rustig ademen. Komt goed.’
Ik knikte.
Emre nam een slokje Red Bull. ‘Komt goed bro, geloof me.’
Auto netjes neergezet op ‘t parkeerterrein. ‘Moet je ook tabacca?’ Emre stapte de deur uit.
‘Nee, bedankt.’
‘Stap alsnog even uit.’
Ik stapte uit.
‘Ken je de motorkap?’
‘Even denken. Motorolie. Checken en bijvullen. Ruitenwisservloeistof. Remvloeistof zit helemaal achter. En dan heb je nog de accu.’
‘Soldaat. Soldaat!’
Een man en vrouw kwamen aanlopen. ‘Tfoe.’ Emre smeet de peuk op de grond en draaide erop met z’n voorvoet. ‘Faya, bro.’
‘Wat is er?’
Ze waren al te dichtbij.
‘Mariska, aangenaam.’ Midden vijftig, bruin geverfd haar, maar de lok die aan haar voorhoofd vastgeplakt zat was blond. Rond brilletje op haar neus.
‘Aangenaam, Julius,’ zei ik terwijl ik als Ronald Reagan probeerde te glimlachen.
‘Mitchell,’ aangenaam. Je zag gewoon aan Mitchell dat-ie z’n zomers in Chersonissos en Albufeira doorbrengt.
‘Zoals je ziet zijn we met z’n tweeën,’ begon Mariska. ‘Mitchell is in opleiding om examinator te worden, hij zal dus vandaag met mij meekijken. Hierdoor kan Emre helaas niet meerijden. Maar geen zorgen, het heeft geen enkele invloed op het examen. Is geen probleem toch?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordde ik beleefd.
Emre gaf me een boks. ‘Geen stress bro. Je kan dit.’
‘En? Zenuwachtig?’ vroeg Mariska.
‘Gezonde spanning.’
‘Hoort erbij, maar is nergens voor nodig. Heb je nog vragen van tevoren?’
‘Nee, denk het niet.’
‘Oké, Dan kunnen we beginnen. Kan je me vertellen wat er op het kenteken van die auto staat?’
‘Die linker?’
‘Ja.’
‘F, drie, zeven, twee, Z, H.’
‘Nou, met je ogen is in ieder geval niks mis.’
Ik probeerde een beetje te lachen.
‘Dan mag je instappen.’
Ik stapte in. Mariska zat naast me en was de spiegels aan het verstellen. Mitchel zat op de achterbank en trok z’n Canada Goose jas uit. Omgeving scannen. Koppeling in. Motor aan. Afspeellijst van Emre stond nog aan. Koppeling in z’n één. Handrem eraf. Richting aangeven. We waren begonnen.
Wat vragen over de banden. Wat antwoorden over het profiel, de luchtdruk en de afvoer van vuil en water. Ondertussen netjes in z’n twee wegrijden van het parkeerterrein. Haasten, voor die money wordt er gas gegeven. Soms rijd ik bijna twee barkie op die tachtig-wegen. Soms kijk ik naar m'n stapel en dan lach ik even. Wat een leven, broeder, maar heb hiervoor dag en nacht gestreden, klonk t uit de speakers.
‘Vind je het fijn om een beetje te praten of wil je je op het rijden concentreren.’
‘U merkt vanzelf wanneer ik stop met antwoorden.’
‘Duidelijk. Rechtsaf. Zometeen gaan we rechtsaf. Dus aan het einde van de straat gaan we rechtsaf.’
Die schelle klanken. Dat betweterige toontje. Brrr.
Knikken. Binnen, buiten, dode hoek. Richting aangeven. Afremmen. Koppeling erbij. Geen fietsers. Wel een auto. Meer afremmen. Terug naar z’n één. Laatste keer naar links kijken. Auto naar rechts sturen. Na controle. En optrekken.
‘En wat doe je in het dagelijks leven?’ vroeg Mariska.
‘Ik studeer geschiedenis.’
‘Oh, daar weet ik helemaal niks van.’
‘Geen zorgen, u heeft niks gemist.'
‘Hoe bedoel je?’
‘Dat u van alle belangrijke gebeurtenissen waarschijnlijk wel heeft gehoord. De rest is allemaal ruis.’
‘Let je wel op de doorstroom van het verkeer? Zeg maar jij trouwens.’
Zesenveertig op het dashboard. Spiegels checken. Niemand achter me. Trapte ‘m door naar de drieënvijftig. ‘Ja, zeker.’
‘Linksaf, bij de eerstvolgende mogelijkheid gaan we linksaf. We gaan dus zometeen gaan we linksaf.’
‘Oké.’
Binnen, buiten, dode hoek. Richting aangeven. Remmen. Koppeling. Geen tegenliggers. Terugschakelen. Scooter voor laten gaan. Lees nooit, maar ik blijf boeken. Rondkomen, als het moet op vijf hoeken. Vroeger nog rwina, reden leip scooters. Einde van de maand zeker vijf boetes. Bocht door. Optrekken. Zesendertig op de teller. Iets afremm…
‘Let je wel op de snelheid,’ galmde de schelle stem m’n oren in.
‘Ik wilde net afremmen.’
‘Heel goed.’ Ze glimlachte voldaan. ‘Zo dus je studeert gewoon op een universiteit. Heb je het daar niet druk mee?’
‘Valt mee.’
‘Ohja, je bent er zeker zo eentje.’
‘Wat voor eentje?’
‘Zo eentje die zonder moeite het vwo haalt en dan gaat studeren.’
‘Ik snap dat je dat denkt.’
Een bal rolde de straat op. Gas los. Voet boven de rem. Kijken. De kinderen bleven netjes wachten langs de weg. Doorrijden.
‘Heel goed gezien,’ zei ze even schel en monotoon.
Ik knikte.
‘Dus je hebt geen vwo gedaan?’ vroeg ze.
‘Ik ben begonnen aan het vwo. Maar heb niet eens vmbo-diploma.’
Een vrachtwagen was aan het laden en lossen. Onze kant van de weg, dus tegenliggers gaan eerst. Niemand in de binnenspiegel. Rustig remmen. We stonden stil. Goed om me heen blijven kijken. Twee auto’s passeerden. Alleen nog wachten op een fiets. Doorstroom bevorderen dus de koppeling alvast rustig oplaten komen. En de fiets vloog voorbij. Binnen, buiten, dode hoek. Richting aangeven. En er langs.
Haar hoekige neus kromde naar me toe.
‘Hoe ben je dan op de universiteit beland?’
‘Weggestuurd worden van het havo/vwo. Daarna twee jaar mbo vier en daarna je hbo-propedeuse halen.’
‘Wat knap van je.’
‘Valt wel mee.’
Paar zijstraatjes. Met genoeg tempo komen aanrijden. Gas los, voet boven rem. Goed naar rechts kijken. Snel naar links kijken en weer nakijken naar rechts. Probleem dan, want ik pluk je kaal. Ik rijd bijna barkie in een drukke straat. Dan ben ik niet in Californië. Maar wel in een drukke staat. Genoeg snelheid. Voet boven rem. Naar rechts kijken. Auto. Rem indrukken. Auto voor laten gaan. Door.
‘Heel goed.’
Knikken.
‘Hoezo ben je dan weggestuurd van de havo?’
‘Als enige van de klas het huiswerk niet overschrijven uit het antwoordenboekje. En toen ik daarvoor moest nablijven, telkens niet komen opdagen.’
Opnieuw een vijftigweg. Tweebaans. Rechterbaan gereserveerd voor bussen dus genoodzaakt om links te rijden.
‘We nemen de derde afslag. Linksaf dus. Op de rotonde verderop nemen we de derde afslag. We gaan dus linksaf.’
Voorwerk. Rotonde alvast scannen. Voetgangers? Fietsers? Auto’s? Het was gelukkig rustig. Maar nu! De lijnbusbaan stopte en de linkerweghelft moest dus invoegen, vlak voor de rotonde. In de verste verte geen bus te bekennen. Maar toch, we moesten invoegen. Dus snel, binnen, buiten, dode hoek. Knipper naar rechts. Invoegen. Nu de rotonde. Binnen, buiten, dode hoek, knipperen naar links. Ondertussen ook nog daadwerkelijk naar het verkeer proberen te kijken. Rotonde op. Na de tweede afslag knipperen naar rechts. En hoppa!
‘Probeer rustiger te kijken. Houd het overzicht.’
‘Ja.’
‘Hoezo moest je dan nablijven?’
‘Ik stond een acht voor wiskunde. Maar ik maakte nooit m’n huiswerk, want je kon alles gewoon overschrijven uit het antwoordenboekje. En dat wilde ik, als enige, principieel niet doen. Dus dat zei ik tegen de leraar. En die zei: “je moet gewoon je huiswerk maken, desnoods schrijf je het zelf ook over.” Waarop ik “dat ga ik niet doen” antwoordde. “Ik vind het heel vervelend maar dan zal ik je moeten laten nablijven,” zei m’n leraar. “Ik snap ‘t. Ik vind het ook heel vervelend, maar hiervoor ga ik niet nablijven,” antwoordde ik. Daarna moest ik praten met de conrector, en daarna met leerplicht enzo. En aangezien ik niet wilde nablijven werd ik van school gestuurd.'
Weer een zijstraatje in. Rustig dertig rijden. Hoor ze naar me roepen, drukke plekken, ik zoek meer zicht. Ik kom van de stapels boetes en de leerplicht. Ik kom van de kale scooters, barkie veertig. Vele shoppa's krijgen kogel en gaan weer dicht. Zijstraatje aan de rechterkant. Voet alvast van ‘t gas- naar ‘t rempedaal. Er kwam een auto aan. Rustig remmen en voor laten gaan. Zelf doorrijden.
‘Heel goed gedaan,’ zei Mariska.
‘Bedankt.’
‘Dus je wilt vast zelf geen leraar worden?’
Geen zin meer om met haar mee te lachen.
‘Ik ga dichter worden.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik ga gedichten schrijven in de toekomst.’
‘Lijkt me moeilijk om daarmee de huur te betalen.’
‘Daarom zal ik eerst de wereld moeten veroveren.’
‘Oké. Op het bruggetje verderop wil ik dat je de auto langs de kant van de weg stil zet. Dus op het bruggetje de auto stilzetten.’
‘Oké.’
Rustig het bruggetje op. Niemand op de weg. Binnen, buiten, dode hoek. Knipperen naar rechts. Rem indrukken. Koppeling. Stil.
‘De hellingproef, denk ik zomaar,’ zei ik.
‘Heel goed. Laat maar zien.’
Niemand om me heen? Top. Koppeling laten opkomen. Beetje trilling. Beetje geluid. Ietsjes verder laten opkomen. Voet van het rem- naar het gaspedaal. De auto reed weg zonder eerst te zakken. Top.
Daarna fileparkeren, navigatie aangeknald, nog wat koetjes en kalfjes, die Polo de snelweg opgetrapt en weer netjes neergezet op het parkeerterrein naast het CBR-gebouw. Eind goed, al goed? Alles koek en ei? Toch? Toch?
Met z’n drieën liepen we het CBR-gebouw binnen. Hoelang duurt je studie nog? vroeg Mitchell aan me. Nog twee jaar. Jouw opleiding? Nog drie maanden. Is het leuk? Dat soort dingen. En daar zat Emre onder de TL buizen op een plastic stoeltje in de hoek van de spierwitte kamer. Geplastificeerd bekertje met filterkoffie op de plastic tafel voor hem. Ik ging naast hem zitten. Mariska nam plaats tegenover ons en Mitchell pakte een stoel van een ander tafeltje en schoof aan.
Rimpels rondom de ogen van Mariska. Ingevallen wangen. Strenge blik door het brilletje. Heel even keek ze naar Mitchell. Pafferig gezicht, zwart stekelig haar met opgeschoren zijkanten. Kleine ronde oogjes die vragend terugkeken.
‘Helaas, moet ik je slecht nieuws brengen,’ zei Mariska monotoon.
Ik keek naar buiten. Grauwe straten, verlaten industrieterrein. Adrenaline schoot door m’n lichaam. ‘Wat een kankeronzin,’ zei ik binnensmonds. Voelde m’n hart sneller kloppen. Mitchell keek nu nog onnozeler naar Mariska.
‘Je bent helaas gezakt voor dit examen.’
Kalm blijven.
‘En, waarom?’ vroeg ik.
‘Het kijkgedrag en de besluitvaardigheid.’
‘Wat bedoel je daar precies mee?’
Ik zal een voorbeeld geven. Bij het naderen van rotondes zag ik dat je heel onrustig om je heen keek.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘De rotonde op de Kerkstraat bijvoorbeeld. Daar keek je heel onrustig. Dat heb ik toen ook aangegeven.’
‘Ja, daar ben ik het mee eens. Alleen ontkom je daar volgens mij niet aan, als je de regels goed naleeft.’
‘Niet als je je op tijd voorbereid.’
‘Ook dan. Ik ben namelijk verplicht om bij iedere zijdelingse verplaatsing in mijn spiegels en dode hoek te kijken. Ookal hadden we beiden allang al gezien dat er geen bus of ander voertuig over de busbaan reed. Dus gebruikte ik de tijd en aandacht die ik eigenlijk had moeten gebruiken om te kijken of ik veilig de rotonde kon gebruiken, met het zinloos volgen van regeltjes en het kijken naar een lege rijstrook. Waardoor ik daarna ietwat gehaast de rotonde scande.’
‘En daarom moet je je goed voorbereiden.’
‘Dat had ik gedaan. Ik had al van te voren gekeken naar de rotonde. Alleen kon in de tijd dat ik naar die lege busbaan keek er iets nieuws gebeuren op de rotonde. Dus was ik genoodzaakt om nogmaals snel de rotonde te scannen. En dat ziet er dan onrustig uit. Maar volgens mij zijn we zonder kleerscheuren de rotonde overgekomen.’
‘Daar gaat het niet om.’
‘Waar gaat het dan wel om?
‘Besluitvaardig en veilig rijden.’
‘Ik heb toch net uitgele…’
‘Dit is ook niet het enige voorbeeld, hè. Ook op andere momenten was je kijkgedrag ontzettend slordig.’
‘Vertel.’
‘Toen we die vrachtwagen passeerden… je weet wel die aan het laden en lossen was. Ook toen keek je pas in je spiegels terwijl we al naar links reden.’
‘Dat is niet waar.’
‘Wel.’
‘Ik zal het uitleggen. Toen we stil stonden had ik al honderd keer om me heen gekeken. Ik had al gezien dat ik na die twee auto’s en die fietser erlangs kon gaan. Ik had al in m’n achteruitkijkspiegel gezien dat niemand ons wilde inhalen. Dus liet ik, in het kader van de doorstroming van het verkeer, m’n koppeling alvast opkomen. Maar voordat ik het stuur draaide, keek ik in mijn spiegels en dode hoek.’
‘Daar zal ik in mee kunnen gaan als dat de enige keer was. Maar tijdens de hellingproef keek je ook onvoldoende in je spiegels. En bovendien knipperde je niet naar links.’
‘Ik reed recht vooruit en er was in geen velden of wegen een ander mens te bekennen.’
‘Daar gaat het niet om. Je moet goed in je spiegels kijken tijdens bijzondere verrichtingen anders kan je die ene fietser die er toevallig wel rijdt zomaar aanrijden.’
‘Maar ik had allang gezien dat er geen fietser was. En er was geen fietser. En weet je waarom ik weet dat er geen fietser was? Omdat ik goed in mijn spiegels had gekeken.’
‘Toch dien je je aan de regels te houden.’
‘Je kan kwalitatieve eigenschappen als verkeersinzicht en veilig rijden helemaal niet kwantitatief beoordelen. Het gaat compleet in tegen de menselijke natuur om zo krampachtig de regeltjes te volgen. Sterker nog, het is juist gevaarlijk omdat mensen alleen nog maar bezig moeten zijn met die kutregeltjes. Omdat men daardoor helemaal niet meer bezig is met het daadwerkelijk veilig en sociaal rijden.’
‘Blijf rustig, bro.’
Ik knikte naar Emre.
‘Ik snap je punt enigszins. Maar toch is het belangrijk om dingen SMART te maken. In dit geval vooral meetbaar. Ook voor ons zodat wij niemand zomaar kunnen laten zakken of slagen. Nu moeten we duidelijk aantonen waarom iemand gezakt is. En op het formulier dat vanmiddag naar je gemaild zal worden, kun je zelf precies zien welke punten nog niet voldoende waren.’
‘Dat is toch onzin? Er is nu zo’n spinnenweb aan regels gecreëerd dat je altijd wel een reden kan verzinnen om iemand te laten zakken. En dat doen jullie ook, want als jullie meer dan vijftig procent van de kandidaten laten slagen krijgen jullie allemaal gezeik met inspecties enzo. Dus kunnen jullie altijd wel een regel uit de hoge hoed toveren waaraan ik niet voldaan heb. Maar geef nou eens eerlijk antwoord: is er ook maar één moment geweest waarin ook maar de suggestie gewekt kon worden dat wij of andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht zouden kunnen komen?’
‘Nee maar daar gaat het helemaal niet om. Het gaa…’
‘Dat is precies het probleem.’
‘Maar zowel jij als ik kan niet het hele systeem aanpassen. Ik kan je alleen tips geven over hoe je je beter kan voorbereiden op je herexamen.’
‘Daar heb je helemaal gelijk in.’
‘Echt oprecht, ik snap je punt, en ik vind het heel verve…’ probeerde Mariska nog in te brengen.
‘Ik snap ‘t. Ik vind het ook heel vervelend. Het is goed zo. Volgende keer beter. Fijne dag.’
Ik stond op en liep weg.