Schaam je niet
Zijn zwarte krullen kropen als wormen over haar kussen. De volle maan wierp een roze gloed over het wolkenveld. Door de gaten van het veld zag je enkele sterren. Een weemoedige glimlach verscheen op zijn gezicht toen zijn gedachten de roze wolken verlieten en terugkeerden naar de verschijning in het raamkozijn. Haar lange donkerblonde haren vielen langs haar bleke wangen. De zilver geverfde voorste lokken verhulden haar kleine borsten. Op haar rechterschouder duwde de man met volle kracht een gigantisch rotsblok. Zijn blote voeten tegen de scherpe stenen van een kolossale berg. Zijn gespierde torso ontbloot. Een schaterlach op zijn gezicht. Wat als? dacht Jonas, we zouden het samen zo fijn kunnen hebben. Met haar ronde billen, schattige wipneusje en die verlangende vonk in haar ogen. Ze inhaleerde diep en keek naar de rook die van de roodgloeiende tabak en hasj naar boven cirkelde. Ze ademde uit richting de maan.
Hij zag hoe ze de joint op haar gemak doofde en half opgerookt in de asbak liet liggen. Over het tapijt zweefde ze naar hem toe. Hij voelde hoe haar vingers zachtjes in zijn wangen knepen. Hoe haar hoofd drukte op zijn bovenarm. Hoe zijn huid begon te jeuken als een kogelmierenbeet toen haar tedere vingers bemoederend door zijn borsthaar friemelden. Hoe zijn maag zich omdraaide toen ze ‘gaat het wel, liefje?’ in zijn oor fluisterde.
Een heuvelrug van VANS en Dos Martens langs de muur. Tussen de geruite minirok en zwarte kousen zag hij het dichtgeknoopte condoom liggen. Toen hij het eerder opende, wat lang duurde omdat hij haar liefkozende blik op zijn huid had voelen branden, had ze gezegd dat ze niet meer nodig waren; ‘nu mag je me écht voelen.’ En of hij haar had willen voelen! Haar warmte. Haar zachtheid. Zonder angst. Zonder frictie. Zonder dat ijskoude randje latex. Maar in de maand dat ze elkaar niet gezien hadden, had hij dagelijks haar blog bekeken. Renaissance Woman. A simple girl, exploring art beyond stigma.
Terwijl zijn vingers langs de verpakking glibberden, dwaalde hij af naar een post van een week geleden. Een portret. Professioneel geschoten. Zwart-wit filter. Haar gezicht 45 graden gedraaid. Dikke laag eyeliner. Haar tong glipte tussen haar zwarte lippen door en likte aan een pakje anticonceptiepillen. De ijzeren ketting die aan de choker om haar nek vast zat krulde langs haar gezicht omhoog. No more rubbers daddy!
Eronder een essay over de rol van de pil in de tweede feministische golf. Gevolgd door een autobiografisch verslag over de goddelijke macht die ze voelde wanneer ze het zaad in haar voelde stromen, zonder dat ze er de eeuwige last door zou moeten dragen. De laatste paragrafen waren gewijd aan de stemmingswisselingen, het gebrek aan eetlust en de rode bultjes die de intensere orgasmes haar gekost hadden. Met kloppend verlangen in zijn vuistje gekneld was hij op zoek geweest naar een verhaal waarin hij haar meest duistere dromen zou kunnen waarmaken. Maar helaas. Omdat wat ze hadden te speciaal was?
Een bitter gevoel beklom hem toen hij haar een aarzelend tikje op de billen gaf en zij met een ingehouden lach achterom keek. Hij vroeg zich af hoeveel grotere mannen hem voor waren geweest en schokkend liep het rubberen zakje vol met zijn lauwe schaamte.
‘Gaat prima,’ antwoordde hij.
‘Ik zie toch dat je hem mist.’
‘Mijn vader is dood. Dat is vervelend.’
‘Joon…’
‘Meer heb ik er niet over te zeggen.’
Hij rukte zich los uit haar omhelzing, trok z’n onderbroek aan en pakte een sigaret uit haar pakje.
‘Ik dacht dat je gestopt was?’
‘Ben ik ook.’
Zijn duim schuurde over het vuursteenwiel en drukte de vork in. Het ontsnapte gas ontbrandde en ontmoette het puntje van de Marlboro Gold. Hij staarde naar boven. Op zoek naar vastigheid. Een ankerpunt. De Poolster. Aandoenlijk keek Valentien naar de jongen voor het raam. Haar rug verhoogd door een stapel kussens. Een zelfstandige vrouw, omringd door haar Pokémon knuffels en het roze dekentje reikte tot over haar kruis.
‘Van mij hoef je van niemand te houden. Ook niet van hem. Je bent een volledig vrij persoon. Maar het is echt heel onverstandig wat je nu doet. Het zo opkroppen.’
Hij bleef naar boven staren. Grote teugen van zijn sigaret. Waar is toch die fucking Poolster?
‘Kom nou, Joon…’
‘Laat me even.’
Met z’n middelvinger schoot hij de tot de filter opgerookte peuk vanaf de binnenkant van zijn duim door het raam en liep zonder haar aan te kijken naar het nachtkastje. Hij pakte nog een sigaret uit het pakje, stak ‘m aan en liep terug naar het raam.
‘Niet gezond, hè.’
Eindelijk keek hij haar aan. ‘Alsof jij zo gezond dealt met…’ De rest van zijn woorden slikte hij in. Zijn blik verliet haar ogen. Langs haar nek, langs de woorden On ne naît pas femme: on le devient, die onder haar sleutelbeen gestick-en-poked waren, daalde neer tot aan haar linkerpols en ging via dezelfde route weer omhoog.
‘Serieus?’ Haar ogen fel, haar stem zacht. ‘Ik ben hier om jou te helpen, hè.’ Met haar rechterhand trok ze de deken over de linker heen.
Hij begon met zijn wijsvinger een van z’n lange haren nog verder op te krullen. Ingetrokken schoudertjes. ‘Ik voel me gewoon schuldig, oké,’
‘Niet nodig. Jij kan er toch niks aan doen.’ Ze glimlachte en tikte tweemaal op het matras. ‘Kom nog even bij me liggen.’
Hij rookte zonder te reageren de sigaret op, draaide zich om en liep met mechanische stappen naar haar toe en plofte zijn hoofd neer op de schorpioen tussen haar borsten. Haar nagels verdwenen in zijn krullen.
‘Hoe waren je vakanties vroeger?’ vroeg ze.
‘Met hem?’
‘Ja, tuurlijk.’
‘We gingen vaak naar Frankrijk.’
‘Wat deden jullie daar?’
‘Gewoon. Stokbrood. Kerkjes. Kanoën.’
‘Klinkt leuk.’
‘Heel leuk,’ kwam monotoon uit Jonas’ mond. ‘Soms gingen we dammen bouwen. Hij liet me zien welke stenen je waar moest neerleggen om de rivier tegen te houden. Een keer raakten we verdwaald en toen kon hij aan de stand van de sterren zien waar het noorden was. Aan de hand daarvan leidde hij me weer terug naar de camping.’
Valentien pakte hem bij zijn wang en draaide zijn hoofd naar zich toe. Haar lippen vulden de diepe groeven in zijn voorhoofd. ‘Wat is het laatste dat je tegen hem hebt gezegd?’
‘Het was in het ziekenhuis. Ik wilde hem vertellen dat ik van hem hield. Maar het lukte hem niet. Ik kon het niet. Ook niet toen hij buiten bewustzijn was. Ik heb daar een kwartier gestaan en naar hem gekeken. Zelfs huilen lukte niet. Mijn moeder en broertje lukte het wel. Het huilen.’
‘Waarom lukte het jou niet?’
‘Dat weet je volgens mij best.’
‘Nee dat weet ik niet, Jonas. Anders zou ik het niet vragen.’
‘Dan laat ik het.’
‘Omdat…?’
‘Omdat het je niks aangaat.’
‘Waarom ben je nooit eerlijk tegen me?’
‘Ook dat weet je best. Sommige dingen zijn privé. Daarnaast beïnvloedt het hoe wij met elkaar omgaan.’
‘Wat dan?’
Hij keek naar de poster aan haar muur. Een donkere steeg. Haar naaldhakken hielden haar hielen droog, haar tenen baadden in een donkere plas van God-mag-weten-wat. Haar polsen met tiewraps boven haar hoofd vastgebonden aan de lantaarnpaal, waarvan een fel licht scheen dat de motregen in een wazig filter veranderde. Haar mond met ducttape om de lantaarnpaal gebonden, haar ogen gesloten. Haar spierwitte lichaam beschermd door haar lederen lingerieharnas. In de druipende letters op haar buik kon je To be Free is to Surrender lezen.
Hij zweeg.
Ze ademde diep in en even diep weer uit.
‘De keus is aan jou. Ik bied je alle liefde en empathie die ik heb, maar ik kan je niet helpen als je niet eerlijk tegen me bent.’
Hij kroop dichter naar haar toe. Als een hongerige baby werd hij aangetrokken door haar borsten. Hij trok zijn benen in. Zijn linkerwang heimelijk verwarmd door haar zachte huid. Op de metalen puntjes naast haar tepels na.
‘Ik neem hem niks kwalijk. Echt niet. Hij probeerde het echt. Op zijn manier. Maar hij kon het gewoon niet. Begreep maar niet wat ik van hem verlangde. Hij bracht me iedere dinsdag naar die therapeut; offerde de helft van zijn vakantiedagen op. Maar het was doodstil in de auto wanneer we terugreden.’
Twee vochtige knikkers lagen verslagen in zijn oogkassen. Zijn ademhaling kort en snel. Zijn gedachten gingen terug naar Loïs. Loïs, met haar lieve dunne lipjes. Het schattige blauwe jurkje dat ze ‘s zomers droeg. Dat zo mooi kleurde bij haar groene ogen. Levendig herinnerde hij zich het moment waarop ze haar eerste onvoldoende voor geschiedenis kreeg. Met waterige ogen vroeg ze of ze naar het toilet mocht. Ze had zich ziek gemeld en kwam die dag niet meer terug. De volgende les had hij met een kloppend hart aangeboden om haar te helpen met leren. Dat wilde ze. Eindelijk zou ook hij erbij horen. Van klasgenoten hoorde hij hoe ze voor het eerst gekust hadden. Ze vertelden hoe ze een meisje gevingerd hadden, sommigen hadden zelfs al geneukt. De zenuwen schoten dan met koude rillingen door zijn pezige lichaampje, over zijn haarloze huid, naar zijn ingekropen piemeltje. Toch wist hij dat ‘ie niet mocht achterblijven.
Met klamme handjes drukte hij wekelijks de deurbel in. Sprak met passie over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, vertelde haar met overslaande stem hoe leuk haar jurkje bij haar ogen kleurde. Verhaalde trots hoe hij op vakantie slangen en salamanders ving. Met kuiltjes in de wangen keek ze dan weg.
‘Heb je haar nou al gefixt?’ werd hem gevraagd in de aula. ‘Wacht maar’ of ‘komt wel’ sputterde hij dan terug.
Na twee maanden was het moment daar: ze had een acht gehaald en om het te vieren zouden een film gaan kijken. Een romcom welteverstaan. Samen lagen ze op bed in haar roze kamertje, waar het hoofd van een barbiepop uitstak achter haar make-uptafeltje. Haar ouders weg van huis en de lichten gedimd. Hij aan de linkerzijde, zij aan de rechter. Ertussen een muur van onbevredigd verlangen met de film als tikkende tijdbom. Een enkele keer durfde hij haar aan te kijken. Met haar armen stijf langs haar lichaam lag ze daar, haar ogen gefixeerd op het scherm. Elke nieuwe scene een verloren moment, een bevestiging van zijn prilheid. Tot de namen van de acteurs zachtjes naar beneden dwarrelden.
Hij voelde haar liefkozende blik op zijn huid branden toen hij zijn veters strikte. Ze opende de deur voor hem. Hij probeerde zich in het dunne gangetje langs haar te wurmen. Tot hun ogen kruisten. Hij zag de vertederende twijfel in haar ogen. Zie je wel dat ze het toch wel wilde. Dat ze hem wilde. Dat ook hij erbij hoorde. Zachtjes bewoog hij zijn trillende lippen richting de hare. Hoofd lichtjes gebogen, ogen gesloten. Tot hij haar warmte voelde. Haar adem. De zin van het bestaan. Trots zou hij het vertellen in de aula. Maar pas wanneer zij ernaar zouden vragen, niet eerder. Leunend naar achter met de armen over elkaar.
Abrupt trok ze haar gezichtje terug. Verzegelde lippen, ogen wijd open.
‘Zie ik je dan morgen op school weer?’ stamelde hij.
‘Oké,’ fluisterde ze en krakend viel de deur dicht.
‘Probeerde hij je te tongen? Kankervies!’ schreeuwde Danique de dag erna door de aula toen ze hem zag binnenlopen. Als een aaskever die een rottende made zag liggen had ze ‘m recht in de ogen aangekeken. Tegenover haar zat Loïs. Handen voor haar ogen, gezicht naar de tafel gebogen.
Geschaterlach. Een vuurpeloton in zijn oren. De één nog luider dan de ander. Ieder schot verlamde hem verder. ‘Ja, die Jonas. Dat Auschwitzjochie!’ dreunde in zijn oor. Een rauwe rilling ritselde over zijn ruggengraat. Kakkerlakken in zijn buik. Ze kropen langs zijn darmwanden, peuzelden van de vlinderkarkassen en nestelden zich in zijn maag. Schaamte. Brandend maagzuur. Kokhalzend rende hij de aula uit.
Linea recta naar huis. Met trillende vingers wurmde hij de sleutel in het slot, opende de deur, stapte naar binnen en sloeg de deur keihard achter zich dicht. Hij gooide zijn rugzak tegen de kapstok en stormde de woonkamer binnen. Zijn botten verdampten en ongewerveld trok hij zich terug in zijn schulpje. Veilig op de bank, met de knieën richting de ellebogen en de handen op de borst. Neurotisch vouwde vader de Volkskrant op en drukte het ronde brilletje iets verder op zijn neus. ‘Gaat het wel?’ vroeg hij voorzichtig. Jonas trok zijn knieën nog verder in. In stilte keek vader naar zoon. Hij vouwde de krant nog verder op en trok zijn brilletje weer terug naar het puntje van zijn neus.
‘Ik ben gewoon een fucking loser, pap,’ fluisterde hij zachtjes. ‘Niemand zal me ooit leuk vinden. En ik ben jouw zoon.’
Vaders vinnen spartelde spastisch door de lucht. Zonder vooruit te komen. Zijn lippen bewogen sneller en sneller op en neer. Op zoek naar woorden. Op zoek naar adem.
‘Gaat het om een meisje?’ Heel lichtjes veerden de kussens in toen vader plaatsnam op de bank. Gepaste afstand. Even voelde Jonas gekietel aan zijn schouders en even snel stopte het weer. ‘Kop op, jongen. Iedereen wordt wel eens afgewezen. Zelfs je vader.’
Door zijn vochtige wimpers keek hij naar de foto op het beige Ikeakastje. Moeders vetkwabben gevangen in witzijden en het polyester bungelde vormloos om vaders armen. Familie en een enkele vriend lachend op de achtergrond, zijn arm trots om zijn eeuwige liefde geslagen in Trattoria della Vergogna. ‘Je snapt het gewoon echt niet, hè,’ kwam haast onverstaanbaar over zijn lippen.
‘In veel opzichten is je vader er wel voor je geweest, toch?’ vroeg Valentien.
‘Hij was er voor de leuke momenten. Maar om van je zoon een man te maken…’ Zijn stem werd langzaam zachter. Hij kon hier beter niet mee doorgaan.
‘Ach, liefje.’ Haar lange vingers streelden zijn schouders, kropen over zijn nek en woelden door zijn haar. Haar nepnagels krassend over zijn kruin. ‘Probeer er ook rekening mee te houden dat het ook je eigen schaduw is die je op hem projecteert. Maar waarom vertel je nou niet hoe het onze relatie beïnvloedt?’
Omdat je het nooit zou kunnen begrijpen! Omdat er geen vrouw is die er voldoening uit haalt om je te troosten! Omdat er geen kut is die nat wordt van tederheid! Je weet dat ik je blogs lees, met die sletterige foto’s van je! Hoe mannen je choken, je in de mond spugen! Mij zou je godverdomme in mijn gezicht uitlachen als ik zou eisen dat je me daddy noemt! Godverdomme! Wat wil je godverdomme van me! Wat heb ik je nou te bieden? Niks! Dus waarom ben je hier in godsnaam met me!
Nog altijd lag hij in foetushouding, haar zachte borsten als ouderlijk huis. Hij staarde door het raam; de wolken waren nu grijs en beschermden de sterren.
‘Ik denk we het beter kunnen laten rusten,’ zei Jonas zachtjes.
‘Nou, dan vertel je het niet.’
Lange tijd lagen ze daar zonder iets te zeggen. Hij probeerde het eerst nog tegen te houden. Sneller te ademen. Z’n oogleden tegen elkaar te persen. Een gigantisch rotsblok te duwen om de rivier van tranen in te dammen. Maar de rots rolde naar beneden en een zee aan tranen viel van zijn wangen neer op haar borsten. Ze stroomden over haar buik, ontweken haar navel, daalden naar beneden en lieten haar kletsnat achter.
‘Laat het maar stromen, liefje. Schaam je vooral niet.’